Richtlijnen voor wadvogeltellingen
Route informatie naar de verzamelpunten van de tellingen
·
paraplu: komt goed van pas als het niet te hard regent, telescoop en
notitieboekje blijven droog
·
potlood (en reservepotlood); gebruik nooit een fijnschrijver of balpen
bij het noteren
·
laarzen (voor het maken van insteken)
aanbevolen
worden:
·
handteller
·
mobiele telefoon. Tip: neem het nummer van je coördinator op in je
telefoonboek
Alleen
vogels met binding aan het (tel)gebied worden genoteerd. Trekkende beesten of
overvliegende en buiten het telgebied neerstrijkende vogels worden niet
meegeteld. Broedende vogels worden óók meegeteld, maar je noteert uitsluitend
het aantal tijdens de telling waargenomen individuen. Het is nadrukkelijk niet
de bedoeling om de kwelder af te struinen op broedende vogels, of om een
mogelijk bekend aantal te noteren uit een broedvogelinventarisatie van het
betreffende stuk kwelder.
De
soorten die worden geteld zijn die
van het watervogelproject van SOVON, inclusief de daarin opgenomen ‘extra’
soorten (http://www.sovon.nl/pdf/wavoform.pdf).
Door de wadvogelwerkgroep zijn daaraan toegevoegd alle (overige)
roofvogelsoorten en de Bonte Kraai.
De
lijst is niet compleet waar het gaat om (zeer) zeldzame soorten, het spreekt
voor zich dat je waarnemingen van bijvoorbeeld een IJsduiker, Witvleugelstern of
Kleine Alk wel bijschrijft.
Let
op dat ook de Soepeend en Soepgans worden
geteld. Wat betreft de soepeend: daaronder worden niet uitsluitend de geheel
witte beesten verstaan, maar alle van de ‘normale’ Wilde Eend afwijkende
exemplaren.
De
Oeverpieper wordt niet geteld. Deze
wintergast is in het verleden door de wadvogelwerkgroep wel als bijschrijfsoort
geïntroduceerd, maar
de ervaring leert dat de soort verspreid over de hele kwelder voorkomt. De
aantallen die we langs de dijk tellen zeggen daarom weinig over het werkelijk
aanwezige aantal.
Soorten
van het Bijzondere Soorten Project van SOVON, onderdeel niet-broedvogels
(BSP-nb), die niet op de tellijst staan noteer je natuurlijk ook. Zie voor het
overzicht van de te tellen soorten het formulier http://www.sovon.nl/pdf/BSP-nb.pdf
Voor
alle BSP-waarnemingen, dus ook van de verplicht te tellen soorten, geldt dat je
die zelf invoert op de website van SOVON.
Het
heeft de voorkeur om bij een telling in tweetallen te opereren. In de praktijk
lukt dat vaak maar ten dele omdat het aantal tellers onvoldoende is om alle
gebieden met tweetallen te bemensen. Wanneer je als tweetal telt is het nuttig
om over de volgende punten afspraken te maken:
·
Wie telt welke soorten/soortgroepen? Hou bij de verdeling rekening met
ervaring met de te tellen soorten. Laat de minder ervaren tellers in elk geval
de opvallender soorten zoals ganzen, Scholekster, Bergeend tellen. Bij
vergelijkbare ervaring heeft het de voorkeur om zowel eenden- als
steltlopersoorten te verdelen. Voordeel daarvan is dat je op minder soorten
hoeft te letten bij het opvliegen/verplaatsen van gemengde groepen eenden- of
steltlopers. Dat vergroot de nauwkeurigheid van je (snelle) schatting van de
aantallen.
·
Als er geen verdeling binnen een soortgroep is gemaakt kan je bij het
verplaatsen van gemengde groepen dit natuurlijk alsnog doen.
·
Ieder noteert in principe z’n eigen soorten. Als dat beter uitkomt kan
het schrijfwerk natuurlijk ook door één teller worden gedaan. De resultaten
van de telling worden wel als complete set van het (deel)gebied ingeleverd of
opgestuurd.
Noteer
van grotere groepen vogels die uit je (deel)gebied vertrekken het tijdstip en
richting van verplaatsing, met per soort een schatting van het aantal. Datzelfde
doe je voor invallende groepen die zeer waarschijnlijk uit een van de
aangrenzende telgebieden komen.
Gebruik
deze gegevens om na de telling, in overleg met de tellers van aangrenzende
(deel)gebieden, eventuele dubbeltellingen te elimineren.
Ook
voor soorten die in lage aantallen voorkomen kan het zinvol zijn om van
(individuele) zich verplaatsende vogels gegevens te noteren. Denk daarbij aan
jagende roofvogels, een wegvliegende Grote- of Kleine Zilverreiger etc. Noteer
zoveel mogelijk info (tijdstip, richting verplaatsing, leeftijd, geslacht,
eventuele bijzonderheden kleed).
Bij
grote groepen is het onmogelijk om de vogels stuk voor stuk te gaan tellen.
Afhankelijk van de grootte en dichtheid van de groep kies je voor een teleenheid
(vijf-, tien-, vijfentwintig-, vijftigtallen enz.) die je afpast op de hele
groep. Bij gebruik van een handteller tik je de teleenheden.
De
grootste groep(en) van een soort worden bij voorkeur twee tot drie keer geteld.
Neem van deze tellingen het gemiddelde als telresultaat. Als je met een tweetal
telt kan je ook onafhankelijk van elkaar dezelfde groep tellen. Herhaling van de
telling van grote groepen vergroot de nauwkeurigheid van je totale telresultaat
van een soort. Kleinere groepen tel je zonodig sneller.
Van
grote groepen invallende of opvliegende vogels maak je eerst een snelle
schatting (gebruik een grote teleenheid). Als het mogelijk is maak je een
vervolgens een tweede, nauwkeuriger schatting met een kleinere teleenheid.
Wanneer het om opvliegende eerder getelde vogels gaat corrigeer je de
oorspronkelijke aantallen van in rust getelde vogels.
Als
een deel van een (grote) groep vogels niet zichtbaar is, bijvoorbeeld omdat ze
schuilgaan achter een hogere kwelderrand, neem je deze wel op in je schatting
van het aantal. Tel bij het afpassen van je teleenheid gewoon door, in de
dichtheid van de omringende wel zichtbare soortgenoten.
Meer
informatie over het tellen van grote aantallen: zie Handleiding
Watervogeltellingen (SOVON, pdf,
2.267kb) en
Hustings et al (1985).
Het
maken van een insteek is zinvol als je het sterke vermoeden hebt soorten en
aantallen te missen. Bijvoorbeeld door matig zicht of omdat vogels schuilgaan in
de vegetatie of, vooral bij aflandige wind, dekking zoeken achter een
kwelderrand.
Tel
voordat je een insteek maakt eerst de aanwezige vogels vanaf de dijk. Als je met
een tweetal telt kan een teller op de dijk blijven, om het overzicht te houden
op eventueel verplaatsende groepen.
In
de volgende gevallen word je geacht insteken te maken:
·
brede kwelder
·
matig zicht, waardoor soorten die bijvoorbeeld in het water of op de
palenrijen verblijven vrijwel niet te onderscheiden zijn. Ook sterke
luchttrillingen kunnen voor matig zicht zorgen.
·
laagwater: bij laag hoogwater blijven veel vogels op het wad. Ook bij een
minder brede kwelder zijn soorten dan beter te tellen door een insteek te maken.
Probeer
bij een insteek zo weinig mogelijk vogels te verstoren. Vermijd dus insteken op
plaatsen waar grote groepen verblijven. Het maken van meerdere insteken is naar
eigen inzicht, waarbij je wel rekening houdt met de beschikbare tijd. Een goed
moment voor een (extra) insteek is aan het eind van je telling.
Blijf
voortdurend aandacht schenken aan het binnendijkse gebied. Tel vanaf de dijk met
telescoop en let vooral op sloten (eenden), donkere akkers (Kievit,
Goudplevier), onder water staande terreingedeeltes (vaak kleinere steltlopers)
en paaltjes (roofvogels).
Besteed
ook ruime aandacht aan het tellen van binnendijks verblijvende ganzen en zwanen.
Deze gegevens worden gebruikt voor de reguliere maandelijkse ganzen- en
zwanentelling.
We
gaan niet in op het herkennen van soorten. Wel op specifiek gedrag van enkele
soorten, wat vooral bij grote waarneemafstand cruciaal is om een betrouwbare
telling uit te voeren.
Het
meest sprekende voorbeeld zijn de steltlopersoorten die voor de Groninger kust
bij hoogwater de paaltjes van de landaanwinningswerken bezetten. Je mag er
vanuit gaan dat het vrijwel uitsluitend Zilverplevier en Bonte Strandloper zijn
die op die plekken overtijen. Door het verschil in grootte zijn ze onder normale
omstandigheden ook op grote afstand nog betrouwbaar te tellen. Op
rijshoutendammen die recentelijk nog in onderhoud zijn geweest kunnen ook andere
soorten overtijen.
Een
ander bekend fenomeen is de voorliefde van de Regenwulp om langs de
rijshoutendammen op krabbetjes te foerageren. Wees in de goede tijd hierop
verdacht; omdat de soort langs de kust maar in lage aantallen voorkomt worden ze
makkelijk over het hoofd gezien.
Soorten
die vooral op geluid de aandacht trekken zijn Strandleeuwerik, Sneeuwgors en
IJsgors. Herkenning daarvan is van groot belang voor het opmerken en tellen van
de soort. Wie nog geen geluidsopnamen van de soorten heeft kan ze eventueel ook
via internet beluisteren of downloaden, bijvoorbeeld op de site van trektelpost
Parnassia (http://www.vwgzkl.nl/parnassia/
)
Bij
het tellen begin je met de meest talrijke en opvallende soorten. Tijdens het
tellen kom je dan vanzelf de schaarsere soorten tegen, eventueel zoek je aan het
eind nog een keer het hele vak af. Als je de soorten in het vervolg van de
telling in dezelfde volgorde noteert voorkom je dat je op een gegeven moment
niet meer weet of een soort al geteld is.
Omdat langs grote delen van de kust landaanwinningswerken voorkomen kan je ook een andere systematische werkwijze aanhouden, door de soorten per landaanwinningvak in een kolom te noteren. Soorten die je eventueel over meerdere vakken tegelijk telt kan je afvinken tot het verst getelde vak, hetzelfde doe je voor afwezige maar eerder wel getelde soorten.
Route informatie naar de verzamelpunten
(teltraject
Noordkust west: Lauwersmeer tot en
met Noordpolder)
Groningen
– Winsum ( N361) – Mensingeweer (rechtsaf richting Eenrum) – In Eenrum
richting Pieterburen aanhouden. Eenrum verlaten via Molenstraat/Molenweg.
Na
Eenrum Westerweg en Oudedijksterweg volgen tot het dorpje Broek.
Door
het dorp heen en eerste weg rechts na het dorp: Dijksterweg, gaat over in
Onderhoudsweg.
Let
op: bij de twee boerderijen die tegenover elkaar langs de weg liggen is een
slagboom.
Hier
stapvoets passeren, de slagboom gaat automatisch omhoog
(teltraject Noordkust Oost: Noordpolder
– Eemshaven)
Neem vanuit Groningen de N46 naar de Eemshaven. Afslag Garsthuizen naar
Uithuizen. Bij de rotonde voor Uithuizen rechtsaf richting het dorp.
Rijd Uithuizen niet binnen maar sla links af op het punt waar het kanaal aan
je rechterhand eindigt. Volg deze weg helemaal, tot je het spoor overgaat. Sla
rechtsaf en ongeveer 500 meter direkt weer links af en onmiddellijk na het
afslaan rechtsaf. Na 100 meter weer linksaf, tussen de huizen door. Als je het
dorp uitbent met de weg mee gaan richting rechts en daarna de eerste weg links.,
de Lauwersweg. Deze helemaal rechtdoor uitrijden. Daar waar de weg een scherpe
bocht naar rechts maakt (Emmaweg), toch rechtdoor rijden.
Aan het eind van deze weg is het verzamelpunt.
Let op: daar waar je door de coupure van de slaperdijk gaat is een hoge gemene
drempel die niet goed zichtbaar is. Rijd stapvoets door de dijkcoupure
als je je auto heel wilt houden.